Stadswarmte
Nuon

Duurzame warmtebronnen verdienen meer waardering

De warmtetransitie is in volle gang. Huishoudens en bedrijven moeten loskomen van het aardgas. Duurzame stadswarmte is een van de belangrijkste alternatieven, maar de echt duurzame warmtebronnen worden onvoldoende gewaardeerd in de regelgeving.

Stadswarmte is een duurzaam alternatief voor aardgas. Nu al hebben 127.000 woningen en 1.875 grootverbruikers een aansluiting op een van onze warmtenetten. Samen stootten zij in 2017 54% minder CO2 uit dan wanneer ze cv-ketels op aardgas hadden gebruikt. Dat is een flinke besparing, maar het is nog niet duurzaam genoeg. Als we toe willen naar 100% fossielvrije stadswarmte, zullen we nieuwe duurzame bronnen moeten toevoegen en fossiele bronnen geleidelijk moeten uitfaseren. Warmtebedrijven zoeken daarom samen met lokale partijen naar nieuwe, duurzame warmtebronnen om toe te voegen aan het warmtenet. Dat kan restwarmte zijn uit bedrijfsprocessen, maar ook een biomassacentrale of geothermie.

Door warmte van een specifieke bron af te nemen, kan een gebouw in één keer helemaal overstappen op fossielvrije warmte. Maar bij nieuwbouw is het bijvoorbeeld binnen de eisen voor de Energieprestatiecoëfficiënt (EPC) – voor gebouweigenaren en ontwikkelaars een belangrijke stimulans om te verduurzamen – niet mogelijk op deze manier specifieke warmte te alloceren (toe te wijzen). Dan moet de gemiddelde duurzaamheid van het hele warmtenet worden meegewogen in de puntentelling. In de praktijk kan een warmtenet daardoor niet op een evenwichtige wijze meegroeien met de vraag vanuit de markt. Bestaande warmtenetten die niet voldoen aan de eisen van de afnemer, kunnen immers niet ineens als geheel worden verduurzaamd. Het is een alles-of-nietsbenadering die niet werkt.

De regering beschouwt allocatie van duurzame warmtebronnen als onwenselijk. De eisen voor de EPC zijn sterk gericht op gebouwgebonden maatregelen als isolatie en energiebesparing en – vreemd genoeg – op elektrificatie. Een verhoging van het stroomgebruik voor verwarming (bijvoorbeeld met een warmtepomp) wordt dus wel gewaardeerd met een betere EPC-score, terwijl verwarming met duurzame stadswarmte geen punten oplevert. Dat is opmerkelijk omdat stadswarmte toch gemiddeld voor 54% CO2-reductie zorgt.

Door de energieprestatie van een gebouw en de duurzaamheid van opwekinstallaties nadrukkelijk uit elkaar te houden, blijft zuiver hoe duurzaam een woning en de afgenomen energie zijn, is de achterliggende gedachte. Voor beide domeinen kunnen dan beleidsinstrumenten worden ingericht. Dit klinkt logisch, maar door heel strikt vast te houden aan dit onderscheid schiet de overheid zichzelf in de voet. De enorme opgave van de warmtetransitie maakt duidelijk dat het niet zinvol is vast te houden aan verduurzaming op de schaal van één pand. De CO2-uitstoot van de gehele gebouwde omgeving moet omlaag en daarvoor is een integrale aanpak nodig. Collectieve maatregelen als allocatie van duurzame warmtebronnen zijn in die aanpak een belangrijk instrument.

Het is een probleem dat ook speelt bij de grootste woningvoorraad van ons land, die van de woningcorporaties. Door de Energieprestatievergoeding (EPV) hebben corporaties zekerheid dat ze investeringen in verduurzaming van hun bezit kunnen terugverdienen. Zij mogen daarvoor een extra vergoeding vragen boven op de huurprijs. Door een vernieuwing van de EPV in april van dit jaar is ook hier allocatie niet mogelijk. Verhuurders kunnen het fossiele deel van stadswarmte wel compenseren met aan het gebouw opgewekte, duurzame energie. Bij hoogbouw is dit een lastig verhaal. Hoe plaats je voldoende zonnepanelen op een appartementengebouw met veel woningen en maar één dak?

Zolang de allocatie van warmte uit specifieke warmtebronnen voor specifieke vastgoedprojecten wordt ontmoedigd, ontbreekt een belangrijke trigger voor de verdere groei en verduurzaming van warmtenetten: de 'pull' vanuit de markt. En een transitie laat zich niet van bovenaf opleggen. Ik pleit er daarom voor om de EPV, EPC en haar opvolger vanaf 2020, de BENG-regeling, zo in te richten dat duurzame warmtebronnen specifiek aan bepaalde gebouwen toegewezen kunnen worden en daarvoor gewaardeerd worden in de puntentelling.

De recent gewijzigde Warmtewet biedt een uitgelezen kans om het warmteaanbod te differentiëren en toe te spitsen op de vraag. Naast een aantal maatregelen die knelpunten kunnen wegnemen, biedt de nieuwe wet ook mogelijkheden om te experimenteren met verschillende tariefstructuren binnen een warmtenet. De deur naar alloceren van warmte met verschillende 'smaken' van duurzaamheid komt daarmee op een kiertje te staan. Laten we aanbieders van duurzame warmtebronnen en afnemers die klimaatneutrale warmte willen, bij elkaar brengen. Alleen zo kunnen we de komende decennia afscheid nemen van fossiele bronnen.

Tekst: Alexander van Ofwegen, directeur Nuon Warmte

Bekijk ook

De wereld achter warmtetarieven

De betaalbaarheid van stadswarmte staat volop in de belangstelling. We duiken daarom dieper in de wereld achter de warmtetarieven aan de hand van een aantal vragen. Waarom kost warmte eigenl...

Lees het hele artikel

Warmtenet Rotterdam-Zuid doorstaat spannende wintermaanden

Het waren spannende wintermaanden voor de warmtelevering in Rotterdam-Zuid en Hoogvliet. Door de brand op 21 september 2023 bij afvalverwerker AVR (Afvalverwerking Rijnmond) viel vlak voor d...

Lees het hele artikel
Vattenfall/Crisp film

Houding Amsterdamse woningcorporaties helpt huurders niet verder

Amsterdamse woningcorporaties slaan een aanbod van o.a. Vattenfall af om de warmtetransitie in Amsterdam op koers te houden en huurders financieel te ondersteunen. Zo wilde Vattenfall de Ams...

Lees het hele artikel